Onlangs schreef ik een column voor het radioprogramma Gewoon Groen Gouda, van RTV Gouwestad. Het thema van deze uitzending was rentmeesterschap.
Een oud begrip, dat zijn oorsprong heeft in de middeleeuwen toen het leenstelsel (feodaal systeem) heerste. Vorsten, leenheren, gaven gebieden in leen aan hun leenmannen en kregen in ruil hiervoor trouw, militaire bijstand en belastinginkomsten. Als zo’n leenman langdurig van huis was stelde hij een rentmeester aan die zijn gebied beheerde. Het feodale tijdperk ligt al ver achter ons maar het beroep van rentmeester bestaat nog steeds. Over het algemeen gaat het dan om een vastgoeddeskundige die in opdracht van de eigenaar (dit kan een persoon zijn maar ook een organisatie) diens onroerende goederen beheert.
Het begrip rentmeesterschap is echter breder en wordt vooral in de politiek gebruikt door christelijke en ‘groene’ partijen. Goed rentmeesterschap staat dan voor het streven naar duurzame ontwikkeling, voor het voeren van een goed ‘beheer’ van de wereld om ons heen. Niet zozeer voor onszelf als wel voor onze (klein)kinderen. Rentmeesterschap kan om hele grote en hele kleine dingen gaan, zoiets als het planten van een boom. En daar ging mijn column over, getiteld ‘Ode aan de boom’:
‘Het is een kille, miezerige novemberochtend in het nieuwe natuurgebied in het Groene Hart. Ik sta aan de rand van een nat, kleiig veld en trek mijn muts nog maar eens over mijn oren. Ik wacht op wat komen gaat. Straks zullen een aantal trouwe spaarders van een bank in dit veld jonge bomen planten. De bomen zijn een geschenk van de bank aan de spaarders en aan de natuur. Als vrijwilliger van Staatsbosbeheer help ik bij het planten. Nu nog liggen er bij elkaar misschien wel duizend iele boompjes gebundeld op een strook grond aan de rand van het veld. Ernaast staat, keurig in het gelid, een lange rij spades.
Hoe kaal en onaantrekkelijk het veld er ook bij ligt, ik kan me goed voorstellen hoe het er hier over 20 of 30 jaar zal uit zien, als alle boompjes die vandaag worden geplant zijn uitgegroeid tot volwassen bomen. Met elkaar zullen ze deel uitmaken van het bos, waar mensen dan al wandelend, joggend en fietsend, van zullen kunnen genieten. Een bos ook, waarin dieren kunnen nestelen, schuilen en voedsel kunnen zoeken.
Het kan niet genoeg gezegd worden: bomen zijn van onschatbare waarde voor de kwaliteit van onze leefomgeving. Niet alleen in het bos maar zeker ook in de stad. Ze leveren een bijdrage aan de verbetering van de vaak slechte luchtkwaliteit. Daarnaast geven bomen schaduw en verkoeling op warme dagen. Ze verbeteren de structuur van de bodem en zorgen dat er meer water wordt kan worden vastgehouden. En, niet te vergeten, wonen in een buurt met bomen en ander groen vergroot het welzijn en woongenot.
Wachtend op de spaarders van de bank realiseer ik me dat het planten van een jong boompje veel symbolische waarde heeft: je geeft de generatie na jou een waardevol geschenk. Je doet het dus niet voor jezelf. Het zal immers jaren duren voordat de boom volgroeid is. Zelf maak je dat misschien wel helemaal niet meer mee. Maar, laat ik nu niet melancholisch worden want bomen planten, zeker als veel mensen dit samen doen, is een feestje. En dat zal het vandaag dus ook zijn.
Daar komen de bussen aangereden. De spaarders stappen uit en ik kan eindelijk aan de slag.’
Na het inleveren van de column kreeg ik te horen dat het meer op een overpeinzing leek. Dat klopte, het onderwerp ligt me na aan het hart en ik had even geen behoefte aan een kritisch verhaal.