Tijdens mijn dagelijkse rondje met de hond door de buurt kom ik langs allerlei vormen van openbaar groen: plantsoenen en groenstroken met heesters, bosplantsoen en vaste planten, grasveldjes met bomen, oeverbeplanting en bermen.
Ook de uitstraling van deze vakken verschilt. Als in het voorjaar de bermen bloei staan met grassen en kruiden en in de groenstroken de hondsroos en kornoelje bloeien lijkt het met enige fantasie alsof je op het platteland loopt.
Terwijl je, wandelend langs een plantsoen met bloeiende rozenstruiken of een strak gazon met bomen, je (ook weer met veel fantasie) in een formele kasteeltuin waant.
In groenbeheer termen heten de rozenperken en gazons ‘cultuurlijk’ groen en het bosplantsoen en de bloeiende bermen ‘natuurlijk’ groen. Het onderhoud ervan is, hoe kan het ook anders, verschillend. Als ik me beperk tot de onderhoudsfrequentie hoeven de bloeiende bermen maar 2 keer per jaar te worden gemaaid en moeten de rozenperken en het gazon bijna wekelijks bijgehouden worden. Zo blijft het beeld, zoals dat is bedacht, ook op de langere termijn behouden. Want bermen die iedere 2 weken worden gemaaid bloeien niet en een rozenperk dat 2 keer per jaar wordt bijgehouden heeft geen schijn van kans.
Duidelijk zal zijn dat ‘natuurlijk’ groen goedkoper is in onderhoud dan ‘cultuurlijk’ groen.
Hoe gaat het in de praktijk? Ik kom weer terug bij mijn dagelijks rondje door de buurt. Het ‘natuurlijk’ groen doet wat het moet doen: natuurlijk zijn. De bermen bloeien rijk en in de stroken met bosplantsoen nestelen vogels. Prima dus.
Met het ‘cultuurlijk’ groen is het minder goed gesteld. Het lijkt erop dat de gemeente uit bezuinigingsoogpunt de onderhoudsfrequentie neerwaarts heeft bijgesteld, zeker waar het de vakken met rozen en vaste planten betreft. Dit zijn nu juist vrij onderhoudsgevoelige planten, vooral als ze nog maar een paar jaar geleden zijn aangeplant. Het onkruid heeft vrij spel en torent boven de planten uit. Er ligt zwerfvuil. In een vak met rozen was vorig jaar zoveel aanplant doodgegaan dat er grote ‘gaten’ in zitten. Tot mijn verbazing worden deze niet opgevuld. Ik vind het allemaal een vrij treurige aanblik, zie de foto’s.
Deze foto’s had ik genomen nadat ik zeker een maand geen onderhoudswerkzaamheden in deze vakken had gezien. Afgelopen week zag ik eindelijk weer onderhoudsmensen bezig in de plantsoenen. Het resultaat is, helaas, niet veel beter. In het lege rozenvak is nog steeds niet ingeboet en lijkt ‘opgegeven’ (iemand in de buurt die het wil overnemen?!). In de vakken met rozen en vaste planten is het onkruid omgeschoffeld en ligt het op zijn kant tussen de planten. Hierdoor lijken de vakken meer op een slagveld dan een kasteeltuin.
Het bewijst maar weer dat openbaar groenonderhoud een kwetsbare aangelegenheid is; achterstallig onderhoud wreekt zich gelijk. En hoe meer er op groenonderhoud wordt bezuinigd hoe kwetsbaarder het wordt.
Toegift:
